ALKMAAR - De rechtbank Noord-Holland spreekt een verzorger van een gehandicapt en destijds minderjarig meisje vrij van het hem tenlastegelegde seksueel misbruik. De verklaring van het meisje kan niet voor het bewijs worden gebruikt.


Spraakcomputer

De verdachte zou seksuele handelingen hebben gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwd minderjarig, meervoudig gehandicapt meisje. Zij heeft epilepsie, is spastisch, zit in een rolstoel en kan niet staan, lopen of praten. De verdachte was vanaf haar tweede jaar betrokken bij haar verzorging, onder andere als fysiotherapeut en als persoonlijk begeleider. Hij ontkent de feiten te hebben gepleegd.

Sinds 2019 communiceert het meisje mede door middel van een spraakcomputer met oogbesturing. Ze heeft daarbij hulp nodig van een begeleider die haar hoofd vasthoudt, zodat zij haar ogen kan richten op het beeldscherm om zo pictogrammen op de spraakcomputer met haar ogen aan te kunnen wijzen. Uit deze gesprekken ontstond bij de begeleiders een vermoeden dat zij door de verdachte seksueel was misbruikt. Het vermeende slachtoffer is verhoord door de politie in een kindvriendelijke verhoorstudio, ondersteund door haar persoonlijk begeleidster. Naar aanleiding daarvan heeft haar moeder namens haar aangifte gedaan van seksueel misbruik.

Een psycholoog heeft de betrouwbaarheid van de verklaring bij de politie onderzocht en geconcludeerd dat deze laag is. De gesprekken met de spraakcomputer zijn ook volgens een andere deskundige niet betrouwbaar genoeg. Volgens de deskundige konden de begeleiders op diverse manieren, deels onbedoeld en ongewild, invloed uitoefenen op wat er is verteld via de spraakcomputer. De mogelijke sturing van de gesprekken door begeleiders was vooral zorgelijk omdat de begeleiders vooringenomen leken. De kans op beïnvloeding werd nog vergroot omdat in het dossier aanwijzingen zijn dat de moeder van het slachtoffer heel zeker lijkt in haar overtuiging dat haar dochter seksueel misbruikt is.

Oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank kan de weergave van de losse woorden die door het vermeende slachtoffer via de spraakcomputer zijn aangeduid, niet worden gezien als een betrouwbare verklaring voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten. Daarbij speelt mee dat de begeleider, bij communicatie via de spraakcomputer, grotendeels bepaalt waar het gesprek over gaat. Ook de betekenis van de antwoorden moet worden geïnterpreteerd door de begeleider.

Ook het verhoor door de politie in de kindvriendelijke studio kan volgens de deskundige niet goed bijdragen aan een oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen via de spraakcomputer. Omdat er geen ander direct bewijs voorhanden is dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, vindt de rechtbank dat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen zijn.