ALKMAAR - Dinsdag 18 februari besteedde de afdeling NHK van de Nederlandse Genealogische Vereniging aandacht aan de dwangarbeiders in de 2e wereldoorlog. In het gebouw ‘De Laatmakers’ waren er naast de NGV leden waren ook veel belangstellenden van daarbuiten aanwezig.
Spreekster was Reinie Kaas die vanuit familiaire betrokkenheid onderzoek gedaan had naar het lot van een oudoom. Zij gaf ons allereerst een beeld hoe Nederlandse mannen gedwongen werden in Duitsland te werken. Eerst alleen in ‘betaalde’ civiele functies. Later ook in de oorlogsindustrie. Naarmate de oorlog vorderde werden er veel razzia’s gehouden waarbij naar schatting ca. 25% van de mannen tussen 20 en 40 werden opgepakt en in Duitsland tewerkgesteld. Reinie’s oudoom, Jacob Kaas, was ook dwangarbeider maar trof het niet. Hij werd samen met 30 andere dwangarbeiders zonder reden opgepakt en tewerkgesteld in het 12e SSB rijdende concentratiekamp. Dwars door Duitsland moesten deze de spoorwegen herstellen. Steeds meer mannen stierven van uitputting, mishandeling of ziekten. Slechts 2 overleefden de oorlog. Terug in Nederland volgde de frustratie dat ze in eigen land niet werden geloofd. Het hele verhaal ontlokte de onderzoekster Renske Krimp-Schraven bij het NIOD de uitlating ‘Zo erg heb ik het nog niet gezien’.
De voorzitter van de vergadering, Jos Kaldenbach, gaf daarna de zaal het woord. Het bleek dat er meerdere aanwezigen een vader hadden gehad die ook te werk was gesteld. Eén had daar in de vorm van een boek een reconstructie van gemaakt. Allen hadden ze het erover dat er in huiselijke omgeving niet over werd gesproken.